Schippersblog “Toen wij van Rotterdam vertrokken”
U kent ze vast wel, de boeken uit onze jeugd. Lang voordat Netflix bestond en kinderen zich urenlang vermaakten met games, verslond ik de meest spannende boeken. Zoals de avonturenreeks van De Vijf, het verhaal van het Rotterdamse straatjochie Kruimeltje of de zeemansklassieker Ketelbinkie. U begrijpt dat Ketelbinkie mijn favoriet was. Hoofdstuk na hoofdstuk neemt schrijver Anthony van Kampen de aandachtige jonge lezer mee op reis. Het is een verhaal vol verhalen. Want de avonturen van de vijftien jarige Jan die als ‘Ketelbinkie’ aanmonstert op een verwaarloosde oude schuit is een echte tour de force. Net zoals dat ook wordt omschreven in het gelijknamige liedje met de bekende openingsregel “Toen wij van Rotterdam vertrokken”.
Maar het Rotterdam van toen, of het beeld van een verwoeste stad, bestaat al lang niet meer. Rotterdam is tegenwoordig een moderne, toeristische magneet dat in de nationale en internationale media wordt overladen met positieve kritieken. De wereldhavenstad van ‘niet lullen, maar poetsen’, en met die prachtige Maas als kronkelende, bruisende levensader, laat op iedereen een adembenemende indruk achter. De torenhoge gebouwen die de skyline markeren maken van ons kleine Kruimeltjes. En de robuustheid van de havengezichten versterkt in ons dat stoere Ketelbinkie gevoel.
Telkens wanneer we “van” Rotterdam vertrekken, hoop ik stiekem dat in de kinderkamers die achter die overweldigende skyline verscholen liggen, nog steeds de boeken van Kruimeltje en Ketelbinkie worden gelezen. Dat de fantasierijke avonturen van deze jochies ‘uit 010’ inspireren zoals ook het verhaal van de stad Rotterdam generatie op generatie inspireert. Wij dragen daar ons steentje aan bij! Terwijl we richting het havengebied langs de skyline varen en De Kuip en de Kop van Zuid passeren, schenkt deze ‘Ketelbinkie’ graag een extra kopje koffie in. Wie goed luistert hoort mij misschien wel die ene, bekende melodie neuriën…
“Toen wij van Rotterdam vertrokken
met de Edam, een ouwe schuit,
met kakkerlakken in de midscheeps
en rattennesten in ’t vooruit,
toen hadden we een kleine jongen
als ketelbink bij ons aan boord,
die voor de eerste keer naar zee ging
en nooit van haaien had gehoord.
Die van zijn moeder aan de kade
wat schuchter lachend afscheid nam,
omdat ie haar niet durfde zoenen,
die straatjongen uit Rotterdam.”
Was getekend,
“De ouwe”